Leerlingen en onderwijs

Hoge verwachtingen van elke leerling

Leerlingen in het voortgezet onderwijs ontwikkelen zich volop. Scholen werken er hard aan om leerlingen te stimuleren, te ondersteunen en uit te dagen. Dat doen ze door te werken aan de kwaliteit van het onderwijs, door onderwijs op maat te bieden, gelijke kansen te bevorderen en oog te hebben voor het mentale welzijn van leerlingen. En niet alleen met vakinhoudelijke kennis, maar ook in de persoonlijke en sociale ontwikkeling.

De cijfers achter leerlingen en scholen

Het voortgezet onderwijs telde in het schooljaar 2022-2023 bijna 940.000 leerlingen, bijna 7.000 leerlingen meer dan in het jaar ervoor. Met name in het eerste leerjaar is er een flinke stijging: het aantal leerlingen is daar met 8.000 leerlingen gestegen. Deze stijging komt voornamelijk door de toename van het aantal nieuwkomerskinderen. Kijken we naar leerlingprognoses voor de komende tien jaar dan wordt de nodige flexibiliteit van scholen gevraagd.

Aantallen per niveau 

Circa 40 procent van de bijna 940.000 leerlingen zit in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs. 3 procent van de leerlingen volgt praktijkonderwijs. Sinds schooljaar 2021-2022 krijgen ook leerlingen in het praktijkonderwijs een landelijk erkend diploma. 

Leerlingprognoses wijzen op noodzaak
tot flexibiliteit bij scholen
 

De verwachting is dat op grond van demografische ontwikkelingen het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs in de komende tien jaar zal dalen, zie onderstaande grafiek. Daarna zal het aantal weer stijgen.

Dit vraagt de nodige flexibiliteit van scholen en aanpassingsvermogen op zaken die lang van tevoren gepland moeten worden, zoals huisvesting en personeelsbeleid. 

Prognoses per provincie verschillend

 

 

Per provincie zijn de prognoses ook nog eens sterk verschillend: in Drenthe, Friesland, Groningen, Overijssel en Limburg zet de daling na 2032 door, terwijl in de andere provincies en met name in de Randstad het aantal leerlingen weer zal toenemen in de daarop volgende jaren.

Groei of daling leerlingaantal per provincie in 2032 en 2042 ten opzichte van 2022

Leerlingprognoses naar provincie (groei of daling in % t.o.v. 2022). Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Impuls nodig voor basisvaardigheden

Scholen bereiden leerlingen zo goed mogelijk geletterd en gecijferd voor op hun deelname aan het vervolgonderwijs en de samenleving. Maar het huidige beeld is dat de basisvaardigheden bij leerlingen afnemen, zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs. Investeren in goed taal- en rekenonderwijs is noodzakelijk om het tij te keren. Hiervoor is ondersteuning aan scholen beschikbaar in de vorm van de subsidie basisvaardigheden en de NPO-gelden. De VO-raad pleit voor een duurzame aanpak en structurele financiering. 

De invloed van de coronacrisis op de vaardigheden van vo-leerlingen 

Met de uitbraak van de coronapandemie en de daaropvolgende scholensluitingen zien we een wisselende ontwikkeling in de vaardigheden van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Deze vaardigheden omvatten zowel de Nederlandse als de Engelse taalvaardigheid en woordenschat, als de vaardigheid Rekenen-Wiskunde: basisvaardigheden die leerlingen nodig hebben om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. 

Een analyse van de gemiddelde vaardigheidsscores toont het volgende aan: 

  • Toegenomen leervertraging voor Nederlands leesvaardigheid en Nederlands woordenschat: Leerlingen hebben niet dezelfde voortgang geboekt in deze vaardigheden als vóór de pandemie. 
  • Toegenomen leerversnelling voor Engelse leesvaardigheid en Engelse woordenschat: Leerlingen vertoonden een versnelde vooruitgang in deze vakgebieden. 
  • Sterke leervertraging voor Rekenen-Wiskunde: De resultaten in Rekenen-Wiskunde ondervonden een aanzienlijke vertraging.

De vertraging of versnelling in deze cohortanalyse is steeds vergeleken met het schooljaar 2019-2020. Deze analyse laat sterke dalingen zien in 2021-2022 voor Rekenen-Wiskunde aan het einde van leerjaar 2 en 3. Met name op het vmbo zijn deze vertragingen een jaar later nog niet ingelopen, terwijl bij havo en vwo iets vaker verbetering te zien is. In tegenstelling tot Nederlandse leesvaardigheid, zijn de gemiddelde scores voor Engelse leesvaardigheid voor sommige leerlingen zelfs verbeterd. Opvallend zijn de positieve uitschieters voor Engelse woordenschat, met name voor vwo in leerjaar 2 en vmbo-kb/bb in leerjaar 3.  

* Voor deze analyse heeft Cito de scores van toetsen aan het begin van de brugklas (T0) en aan het einde van het eerste (T1), tweede (T2) en derde (T3) leerjaar in schooljaar 2020-2021 en 2021-2022 vergeleken. In deze context verwijst leervertraging naar het feit dat leerlingen niet dezelfde vooruitgang in hun leerresultaten hebben geboekt als voor de pandemie (vergelijking schooljaren). Bovendien spreken we van een toegenomen leervertraging als de gemiddelde scores van het volgende cohort in het daaropvolgende jaar verder zijn afgenomen (vergelijking groepen). Omgekeerd is er sprake van een leerversnelling wanneer leerlingen vooruitgang boeken in hun leerresultaten, en deze versnelling neemt toe wanneer het volgende cohort nog betere resultaten behaalt.  

Daling examencijfers

Als we kijken naar de examencijfers voor deze vakken zien we achteruitgang bij het vak wiskunde. Tussen schooljaar 2016-2017 en 2021-2022 is het gemiddelde eindexamencijfer* gedaald. Havo is hierop een uitzondering, daar is het gemiddeld eindexamencijfer onveranderd ten opzichte van eerdere jaren. De cijfers voor Nederlands zijn gemiddeld gelijk gebleven in deze periode. Uit cijfers van DUO blijkt dat in 2022 Nederlands en wiskunde de vakken waren die het meest werden herkanst. 

*In schooljaar 2019-2020 is – vanwege het ontbreken van een centraal examen door de coronapandemie het schoolexamencijfer genomen. Dit is bij wiskunde en Nederlands gemiddeld lager dan het centraal examencijfer. 

Slagingspercentages

De slagingspercentages waren in schooljaar 2021-2022 boven het niveau van vóór de coronapandemie, mogelijk door extra herkansingen en de duimregeling. Wiskunde was onder vmbo-leerlingen het meest gekozen vak om niet mee te laten tellen voor het eindexamenresultaat (DUO, 2022). De effecten van de coronapandemie hebben voor alle leerlingen een impact die hun hele schoolloopbaan kan duren. 

    Doubleren in het vo

    Er waren tijdens de coronapandemie minder leerlingen die bleven zitten dan in eerdere jaren, maar in de jaren daarna juist meer. Daarvoor zijn mogelijke verklaringen: 

    • Er is sprake van een inhaaleffect, waarbij leerlingen die eerst met het voordeel van de twijfel overgingen, later alsnog bleven zitten
    • Leerlingen hebben leervertraging opgelopen tijdens corona die later pas zichtbaar wordt
    • Een verminderd welbevinden bij leerlingen

    Scholen hebben – onder andere met de NPO-gelden – de afgelopen jaren flink ingezet op het inhalen van de achterstanden door extra begeleiding aan te bieden en lesprogramma’s aan te passen aan de behoeften van de leerlingen. Ook voor het verhogen van het welbevinden van leerlingen zijn maatregelen genomen.

      Structurele financiering nodig voor
      duurzame aanpak basisvaardigheden
       

      De overheid heeft een subsidieregeling opgezet om de basisvaardigheden te verbeteren, als onderdeel van het Masterplan Basisvaardigheden. Scholen kunnen vanaf 2022 subsidie aanvragen om een kwaliteitsimpuls te geven aan de vaardigheden van leerlingen op het gebied van taal, rekenen/wiskunde, en burgerschap of digitale geletterdheid. 

      De VO-raad meent dat verbetering van de basisvaardigheden een integrale en duurzame aanpak vergt. We pleiten dan ook voor structurele financiering voor álle scholen in plaats van incidenteel voor een deel van de scholen. Alleen met de zekerheid van structurele financiële impulsen kunnen scholen hun aanpak rondom het versterken van de basisvaardigheden duurzaam vormgeven. 

      Breed aanbod voor meer kansen

      Jongeren verdienen eerlijke kansen om zich te ontwikkelen. Brede scholengemeenschappen geven leerlingen de ruimte om van onderwijsroute te wisselen, om leerlingen met verschillende achtergronden te ontmoeten, samen te werken en hun eigen talenten en interesses te onderzoeken. De school wordt daarmee een samenleving in het klein, een minisamenleving

      Kansen vergroten door meervoudige adviezen en later selecteren

      Meervoudige adviezen, heterogene brugklassen en brede schoolgemeenschappen dragen eraan bij dat leerlingen langer de kans krijgen om te ontdekken welke onderwijssoort het beste bij hen past. Op een later moment selecteren vermindert de kansenongelijkheid. Brede scholengemeenschappen gaan segregatie tegen doordat leerlingen met diverse onderwijssoorten en achtergronden met elkaar in aanraking blijven komen.  

      Meervoudige adviezen

      Leerlingen kunnen van de basisschool een enkelvoudig of meervoudig advies krijgen voor het voortgezet onderwijs. Een meervoudig advies is bijvoorbeeld vmbo-b/vmbo-k of havo/vwo. Leerlingen kunnen worden geplaatst in een heterogene brugklas (ook wel gemengde of brede brugklas) en krijgen zo langer de kans om te ontdekken welke onderwijssoort het best bij hen past.  

      Bijna één derde van de nieuwe vo-scholieren had in schooljaar 2022-2023 een meervoudig schooladvies. Het percentage meervoudige adviezen is de afgelopen jaren toegenomen.

      Jaarlijks krijgen ruim 4.500 leerlingen een schooladvies voor het praktijkonderwijs (PrO). De leerlingen in het praktijkonderwijs worden opgeleid voor de arbeidsmarkt of voor een vervolgopleiding. Leerlingen met een meervoudig toetsadvies waar PrO onderdeel van is, gaan soms ook naar het vmbo, en besluiten later dat praktijkonderwijs meer geschikt is. Volgens de Sectorraad Praktijkonderwijs kan dit nadelig zijn voor het welbevinden van de leerling. Kansrijk adviseren, in dit geval ruimte geven voor het doorstroomadvies, werkt daarmee niet voor alle leerlingen.

      Heterogene brugklas: Bij elkaar in de klas

      Wanneer leerlingen in een (brug)klas met uiteenlopende onderwijssoorten zitten, krijgen zij meer mogelijkheden en langer de tijd om te kijken welke onderwijssoort het beste past. In het eerste leerjaar zit 40% van de leerlingen in een heterogene brugklas waarbij twee of meer onderwijssoorten bij elkaar in de klas zitten. In het tweede leerjaar is dat nog 21%. In het derde leerjaar (alleen havo/vwo) slechts 3%. Deze percentages bleven gelijk in de afgelopen vijf jaar.

      Het aandeel locaties dat een of meerdere heterogene brugklassen aanbiedt, blijft de afgelopen jaren min of meer gelijk. Waar in 2017 73% van de vestigingen in leerjaar 1 een heterogene brugklas had, is dat in 2022 niet veranderd. In leerjaar 2 steeg dat licht van 52% in 2017 naar 53% in 2022. 

      Brede scholengemeenschappen: Bij elkaar op school

      Wanneer scholen meerdere onderwijssoorten onder één dak hebben, is het gemakkelijker voor leerlingen om, als dat nodig is, te wisselen naar een passender onderwijssoort of te stapelen zonder dat ze naar een andere school of locatie moeten. Ook wordt het eenvoudiger om vakken te volgen binnen verschillende onderwijssoorten of naast theoretische ook praktische vakken te volgen.

      Doordat leerlingen van alle onderwijssoorten bij elkaar op school zitten, ontmoeten zij elkaar en kunnen zelfs samen vakken volgen. Daardoor wordt de school een samenleving in het klein.

      Grafiek: totaal aantal vestigingen per onderwijssoort, uitgesplitst naar aantal onderwijssoorten dat bij elkaar in een brede scholengemeenschap ‘onder één dak’ zit (waarbij 1=categoraal en 6=alle onderwijssoorten bij elkaar).

      Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs, Register Onderwijsdeelnemers, bewerking VO-raad

      De VO-raad is met zijn leden en met het ministerie van OCW in gesprek om een breed aanbod binnen scholen verder te stimuleren. Het is belangrijk dat leerlingen naar een school met een breed onderwijsaanbod kunnen gaan. In de cijfers is te zien dat 18% van de vestigingen alle onderwijssoorten van (minimaal) vmbo-bb tot en met vwo biedt. 39% van de vestigingen is categoraal of biedt maximaal twee niveaus aan.  

      Eén op de vijf leerlingen volgt in leerjaar 3 van het vo onderwijs in een andere onderwijssoort dan het gegeven schooladvies. Dit onderstreept het belang van voldoende mogelijkheden om van onderwijssoort te wisselen, het liefst binnen de eigen school. 

      Impact doorstroomtoets op vo-scholen 

      Vanaf schooljaar 20232024 worden schooladviezen in principe ‘naar boven’ bijgesteld indien de score op de doorstroomtoets hoger is dan het gegeven schooladvies. Naar verwachting heeft dit straks invloed op het aantal leerlingen per onderwijssoort in het voortgezet onderwijs vanaf het schooljaar daarop. Hoe zich dit ontwikkelt, hangt onder andere af van hoeveel adviezen er daadwerkelijk bijgesteld worden, hoe de verschuiving naar een hoger advies verdeeld is over de onderwijssoorten en in hoeverre dit ook de definitieve schoolkeuze van de leerling beïnvloedt. Ook zal er in de onderbouw mogelijk meer gewisseld worden van onderwijssoort. Ook hierom is het belangrijk om in te zetten op heterogene brugklassen en voldoende wisselmogelijkheden. 

      Meer maatwerk voor leerlingen

      Elk leerling heeft zijn of haar eigen interesses, talenten en leerstijlen. Dat betekent dat de behoeften van leerlingen behoorlijk uiteen kunnen lopen. Door maatwerk te bieden, kunnen scholen recht doen aan de verschillen tussen leerlingen, leerlingen extra uitdagen en ze de kans geven om zich optimaal te ontwikkelen. Maatwerk kan liggen op verschillende vlakken; van het volgen van vakken op verschillende niveaus tot het erkennen van vrijwilligerswerk via een plusdocument. Om goed maatwerk te kunnen bieden, is (verdere) flexibilisering van het onderwijssysteem nodig.

      meer maatwerk voor leerlingen

      Onderwijs op maat

      Leerlingen hebben steeds meer mogelijkheden voor onderwijs op maat of voor een persoonlijke leerroute. Zij hebben zo meer inspraak op hun eigen schoolloopbaan, kunnen vakken volgen die beter aansluiten bij hun interesse en talenten en kunnen in hun eigen tempo leren. Dit heeft een positieve invloed op hun motivatie en welbevinden. Voorbeelden van maatwerk zijn het versneld volgen van vakken, vakken dichter bij de praktijk brengen of vakken in een andere onderwijssoort volgen.

      Op weg naar het maatwerkdiploma

      Door het kunnen volgen van vakken in verschillende onderwijssoorten krijgen leerlingen de ruimte die ze nodig hebben bij het ontdekken en ontplooien van hun talenten. Het aantal leerlingen dat vakken in een andere onderwijssoort volgt neemt toe, vooral in het vmbo. Sluit een leerling één of meerdere vakken op een andere onderwijsrichting af, dan staat op het diploma vermeld: ‘met vak(ken) op een hoger niveau’. Om welke specifieke vakken het gaat, is terug te vinden op de cijferlijst.  

      Om nog beter maatwerk te kunnen bieden, is (verdere) flexibilisering van het onderwijssysteem nodig, met inachtneming van de verschillen in duur van de opleiding. De VO-raad pleit in dit kader onder meer voor een maatwerkdiploma. De VO-raad biedt een overzicht voor scholen met mogelijkheden binnen de huidige wet- en regelgeving. 

      Scholen kunnen aanvullend op het diploma hun leerlingen een plusdocument meegeven waarin naast het diploma en de cijferlijst ook deelname aan (talent)programma’s, stages, vrijwilligerswerk en/of specifieke vaardigheden van de leerling op het gebied van loopbaan, burgerschap, ondernemerschap, creativiteit of sport worden beschreven. Hiervoor biedt de VO-raad de handreiking Plusdocument. 

      Zorgen over welbevinden jongeren

      Veel jongeren ervaren mentale problemen zoals somberheid, angst, motivatie- en/ of concentratieproblemen. Dit zien we ook terug in de cijfers; het welbevinden van jongeren is flink gedaald de afgelopen jaren. Het onderstreept de noodzaak van aandacht voor mentale gezondheid en veerkracht. De school kan hierin veel betekenen voor leerlingen. De VO-raad meent dat structurele financiering voor scholen nodig is om het welbevinden van leerlingen te kunnen blijven bevorderen.

      Aanzienlijke daling in welbevinden

      Om te kunnen leren, moeten leerlingen zich veilig voelen en goed in hun vel zitten. Andersom geldt ook: goed onderwijs bevordert het welbevinden van leerlingen.  

      De coronapandemie heeft aanzienlijke gevolgen gehad voor de mentale gezondheid van jongeren in Nederland. Cijfers laten zien dat het algemene welbevinden tussen 2017 en 2021 aanzienlijk is gedaald. In 2017 gaven meisjes een gemiddelde ‘levenstevredenheidsscore’ van 7.3, terwijl deze in 2021 was gedaald tot 6.7. Voor jongens daalde de score van 7.9 in 2017 naar 7.5 in 2021. Dit blijkt uit het HBSC-onderzoek van het Trimbos-instituut. Met de pandemie is het percentage jongeren dat druk ervaart door schoolwerk volgens dit onderzoek bijna verdrievoudigd, van 16% in 2001 tot 45% in 2021. Deze druk wordt vooral door meisjes gevoeld, waarbij in 2021 maar liefst 54% van hen aangaf last te hebben van schoolwerkgerelateerde druk, terwijl dit percentage voor jongens op 36% lag. 

      Ook uit het Tevredenheidsonderzoek VO blijkt dat het welbevinden, specifiek op school, is gedaald. Waar leerlingen hun welbevinden op school in 2020-2021 nog gemiddeld een 7,8 gaven, is dit in 2022-2023 volgens de Monitor Sociale Veiligheid VO een 7,4. Volgens de monitor is het welbevinden voor elke onderwijssoort in de periode tussen schooljaar 2020-2021 en schooljaar 2022-2023 met circa een half punt gedaald. De gemiddelde score op welbevinden op school verschilt sterk per onderwijssoort. 

      In het Tevredenheidsonderzoek VO meet de VO-raad het welbevinden van leerlingen op school. Dit gaat over vragen als:  

      • Ben je tevreden over de sfeer op je school?  
      • Vind je het leuk om met andere leerlingen van je school om te gaan?  
      • Heb je het naar je zin op school?
      • Voel je je veilig op school? 

      Nadelige invloed op executieve functies

      Op basis van gesprekken met schoolleiders en docenten stelt de VO-raad vast dat de coronacrisis ook de motivatie en de executieve functies van leerlingen nadelig heeft beïnvloed. Schoolleiders en docenten zien bijvoorbeeld dat het concentratievermogen en de planningsvaardigheden van leerlingen achteruit zijn gegaan.

      Zichtbaar effect van interventies op welbevinden

      Scholen vervullen een grote rol in de persoonlijke en sociale ontwikkeling en hebben veel invloed op het welbevinden van leerlingen. Vrijwel alle (95%) vo-scholen zetten in 2022-2023 NPO-gelden in voor interventies om het welbevinden van leerlingen te bevorderen. Schoolleiders merken dat de acties effect hebben op het welbevinden van hun leerlingen en besteden meer aandacht aan het pedagogisch klimaat tijdens de les en aan de executieve vaardigheden van leerlingen.  

      In mei 2023 heeft UNICEF een opiniepeiling uitgevoerd onder jongeren van 10-18 jaar. Daaruit blijkt dat de helft van de jongeren in Nederland aangeeft dat er geen aandacht is voor mentale gezondheid op school, of dat ze niet weten of school daar aandacht aan besteedt, terwijl bijna alle jongeren zeggen daar wel behoefte aan te hebben. Een mogelijke verklaring is dat de ervaren aandacht van leerlingen minder is dan wat de school daadwerkelijk doet

      Scholen doen vaak al meer aan welbevinden dan dat er is vastgelegd in beleid. We weten dat investeren in welbevinden vanuit een integrale en duurzame aanpak beter werkt dan de inzet van losse elementen (zoals een enkele interventie). De komende jaren zal een inzet op welbevinden nodig blijven. Vanuit de VO-raad ondersteunen we scholen hierbij. Dit doen we onder andere via het programma Gezonde School, maar ook via de Coalitie Welbevinden, een samenwerkingsverband tussen het Nederlands Jeugdinstituut, het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, Pharos, het Trimbos-instituut, NIP Schoolpsychologen en Gezonde School 

      Impuls nodig voor nieuwkomersonderwijs

      Het is steeds moeilijker voor Internationale Schakelklassen om (goed) onderwijs voor alle nieuwkomersleerlingen te organiseren. Onder meer door een sterke groei in leerlingenaantal en het grote tekort aan personeel. Daar bovenop krijgen scholen lang niet altijd voldoende middelen om onderwijs en de ondersteuning te bieden die nodig is. Het is daarom essentieel dat problemen in de bekostiging worden opgelost.

      Groei nieuwkomersleerlingen

       

      Leerlingen die minder dan twee jaar in Nederland verblijven en die een niet-Nederlandse nationaliteit hebben, noemen we nieuwkomersleerlingen. Dit zijn kinderen van bijvoorbeeld asielzoekers, statushouders of expats. Wanneer nieuwkomersleerlingen in de middelbare schoolleeftijd naar Nederland komen, gaan zij vaak eerst naar een Internationale Schakelklas (ISK). Hier is de specifieke expertise aanwezig om deze leerlingen op de juiste wijze te begeleiden. Na gemiddeld twee jaar stromen zij in de meeste gevallen door naar het regulier voortgezet onderwijs of het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). 

      Er is een duidelijke groei te zien in het aantal nieuwkomersleerlingen tussen 2022 en 2023. We zien een verdubbeling van circa tienduizend naar twintigduizend leerlingen die maximaal twee jaar in Nederland zijn. Deze cijfers zijn echter een onderschatting van de totale groei. Leerlingen kunnen namelijk buiten de telling vallen, bijvoorbeeld als zij halverwege het schooljaar instromen, of als er (tijdelijk, of door verhuizingen) geen vaste woon- of opvanglocatie met toegang tot onderwijs is voor de leerling. Uit een reeks peilingen van LOWAN blijkt (ook) dat er een groei is van het aantal ISK-leerlingen, waarbij een aanzienlijk percentage uit Oekraïne komt.  

      De grafiek laat zien hoe het aantal ISK-leerlingen is gegroeid. Binnen deze aantallen tellen ISK’s 6.200 (2022) en 7.200 (2023) leerlingen uit Oekraïne.  

      Problemen door groei, ongeschikte huisvesting en personeelstekort

      De grootste knelpunten bij ISK’s zijn personeelstekort (vier van de vijf ISK’s heeft hiermee te maken), onvoldoende of ongeschikte huisvesting en een onverwacht grote groei van het aantal leerlingen. 

      Het lukt hierdoor niet altijd meer om kinderen meteen een plek te geven, er ontstaan wachtlijsten en leerlingen kunnen niet naar school. Uit de eerdere genoemde enquêtes van LOWAN blijkt dat zestig procent van de ISK’s een wachtlijst hanteert, met in totaal ruim 2.800 leerlingen. In toenemende mate zijn ISK’s noodgedwongen een leerlingenstop af te kondigen waarbij leerlingen zelfs niet meer op een wachtlijst kunnen komen (LOWAN).

      Om wachtlijsten van nieuwkomerskinderen zo veel mogelijk tegen te gaan, kunnen er – onder voorwaarden – sinds oktober 2023 tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen (TNV) worden ingericht voor kinderen die anders thuiszitten. Op deze voorzieningen mag worden afgeweken van het aanbod op een reguliere (nieuwkomers)school. Dit is wel nadrukkelijk een noodoplossing.  

      Kwaliteit van het onderwijs aan nieuwkomers

      Door de hoge instroom van nieuwkomersleerlingen staat de kwaliteit van het onderwijs aan nieuwkomers onder druk. In 2023 gaf de helft van de ISK’s aan geen volledig programma te kunnen bieden voor een deel van hun leerlingen. Zo ontvingen in totaal zo’n 8.600 nieuwkomersleerlingen minder lesuren.  

      Uit onderzoek blijkt dat nieuwkomers pas na gemiddeld zes jaar voldoende op taalniveau zijn om op hun cognitieve niveau mee te komen. Omdat leerlingen meestal al na twee jaar doorstromen vanuit de ISK, hebben ze vaak nog extra ondersteuning nodig. Leerlingen stromen daarom vaak door naar een niveau dat cognitief niet bij ze past.

      Knelpunten in bekostiging oplossen essentieel 

      Scholen krijgen lang niet altijd voldoende financiering om alle nieuwkomerskinderen het onderwijs en de ondersteuning te bieden die zij nodig hebben. De financiering zou langer dan twee jaar moeten gelden en pas moeten ingaan op de eerste schooldag, in plaats van op de dag van aankomst in Nederland.

      De VO-raad vindt het essentieel dat de langdurige knelpunten rondom de bekostiging worden opgelost. Bovendien zou de bekostiging volgens de VO-raad moeten plaatsvinden vanaf de eerste schooldag. 

      Personeel

      Leerlingen verdienen eerlijke kansen om zich te ontwikkelen. Hoge verwachtingen en een breed aanbod spelen daarin een rol.

      Schoolbesturen

      Besturen en samenwerken in een dynamische omgeving, wat komt daar allemaal bij kijken?

      Huisvesting

      Er is een achterstand op een gezonde en duurzame toekomst. Investeren in goede huisvesting is nodig.